Op zee kunnen we niet genoeg windparken kwijt om de doelstellingen te halen. Dit komt o.a. door de drukke scheepvaart, visserij, kabels, pijpleidingen en de olie- en gaswinning. Verder zijn er nog natuurgebieden, wordt er aan zandwinning gedaan en heeft Defensie oefengebieden. En als alle windmolens op zee in 2030 draaien, produceren ze jaarlijks ongeveer 40 procent van het totale stroomverbruik (N.B. dat is 8,5% van het gehele energieverbruik).

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat we in 2030 49% minder CO2 uitstoten dan in 1990 en dat we in 2050 (vrijwel) geen CO2 meer uitstoten. De verwachte totale elektriciteitsvraag in Nederland (huishoudens, industrie, mobiliteit, etc.) is jaarlijks 120 Terrawatt-uur (TWu). Om hieraan te kunnen voldoen is onder andere afgesproken dat in 2030 49 TWu met windenergie op zee wordt opgewekt en 35 TWu met hernieuwbare energie op land (windmolens en zonnevelden). Dit is samen nog maar 70% van de 120 TWu vraag.

Daarbovenop komt nog maximaal 7 TWu uit kleinschalige zonneprojecten (inclusief zonnedaken); dat is 5,8 % van 120 TWu. Zonnepanelen op daken hebben dus een beperkt potentieel. 

Om dit alles binnen 10 jaar te realiseren moeten we alle zeilen bij zetten, dat betekent én wind op zee én wind op land én zonnevelden én zonnepanelen-op-daken. Dit zijn bestaande, bewezen technieken. Uiteraard moeten we zoveel mogelijk daken ook benutten voor de opwekking van zonne-energie. Dat is nu nog niet het geval en hangt grotendeels af van wat de dakeigenaar wil en kan doen. Sommige daken zijn niet geschikt vanwege de constructie of mensen vinden het niet mooi of hebben het investeringsbudget (er) niet voor (over). 

Kortom, we kunnen dus niet wachten tot alle daken vol liggen met zonnepanelen. De opgave om voldoende energie duurzaam op te wekken is behoorlijk groot, dus is het ook nodig om op zoek te gaan naar locaties waar we op grotere schaal met wind en zonne-energie kunnen opwekken.