- Over het halen van de klimaatdoelstellingen
- Over het zoek- en ontwikkelproces van projecten
- Over participatie en het omgevingsfonds
- Over Veenwind
- Over windmolens
- Over zonnevelden
- Staat jouw vraag er niet bij?
Dit betekent dat mensen, bedrijven en maatschappelijke organisaties uit de omgeving financieel kunnen meedoen in de windmolens. Het idee hierachter is dat zij die de windmolens in hun leefomgeving krijgen zo ook delen in de lusten van de windmolens. Veenwind vindt dit een belangrijk element en wij willen dit dan ook zeker onderdeel laten zijn van het uiteindelijke plan.
Bedrijven en maatschappelijke organisaties uit de omgeving kunnen financieel kunnen meedoen met wind- en zonprojecten (zie ‘Wat betekent financiële participatie?). Daarnaast komt er een omgevingsfonds dat wordt gevuld met opbrengsten uit de windmolens. De bijdrage aan het fonds is 0,50 euro per opgewekte MWh (megawattuur) voor een periode van 15 jaar lang. De doelstelling van de gemeente DRV voor duurzame opwek is 636 TJ, dat is 177.000 MWh. Dit betekent dat er per jaar een kleine 90.000 euro beschikbaar komt in het omgevingsfonds. En dat 15 jaar lang.
Hoe dit omgevingsfonds wordt beheerd en waaraan het wordt besteed, is onderwerp van gesprek met de omgeving. Wat de initiatiefnemers van Veenwind betreft wordt dit in hoofdzaak bepaald door de omgeving en is dit een goed gespreksonderwerp voor een omgevingsraad. In een omgevingsraad kunnen bijvoorbeeld omwonenden plaatsnemen en met de initiatiefnemers in overleg blijven over de vervolgstappen die worden gezet en daar kunnen besluiten worden genomen over het omgevingsfonds. Meer hierover staat in ons participatieplan.
Ja, dat kan. We zijn ermee begonnen om in een zo vroeg mogelijk stadium omwonenden en andere belanghebbenden uit te nodigen om betrokken te zijn bij dit initiatief. We staan open voor vragen, opmerkingen en suggesties. Zomer 2020 hebben we omwonenden van ’t Gein gepolst en we houden regelmatig ledenraadplegingen. Dat was een eerste stap.
Er is nog geen uitgewerkt plan. We willen de omgeving betrekken bij het maken van een concreet plan om de lusten en de lasten eerlijk te verdelen. Hoe we dat willen doen, staat beschreven in ons participatieplan.
Mocht u vragen, opmerkingen of suggesties hebben, dan kunt u ons bereiken op info@veenwind.nl
Dat is nog niet bekend. Om windmolens of zonnevelden te kunnen bouwen, is er uiteindelijk een vergunning nodig. Die vragen wij nu nog niet aan. Er lopen nog geen formele ruimtelijke procedures. Als hier meer duidelijkheid over is, melden we dat via onze website en nieuwsbrief.
Meer over hoe een windmolen werkt, wordt eenvoudig uitgelegd in dit filmpje.
Hoe wordt een windmolen gebouwd? Klik hier om daarover een filmpje te zien.
De sterfte van vogels door windmolens is zeer gering vergeleken met andere doodsoorzaken (katten, verkeer, ramen, landbouw, jacht, hoogspanningsleidingen). Toch kunnen vogels sterven door windmolens, net als bijvoorbeeld vleermuizen. Daarom is bij elk initiatief voor windmolens goed onderzoek nodig. Daarbij wordt met name gekeken hoeveel extra sterfte van dieren er te verwachten is, of dit gevolgen heeft voor de instandhouding van de populatie en of er maatregelen nodig of mogelijk zijn.
Uit het onderzoek dat hier tot nu toe naar is gedaan, blijkt dit mee te vallen. Woningen worden hooguit een paar procent minder waard. Ook is uit onderzoek gebleken dat dit effect tijdelijk kan zijn, dus dat de waarde van een woning na een tijdje weer stijgt.
De waarde van een huis hangt van veel factoren af. Dat zegt onder meer de NVM, vereniging van makelaars. Bij de taxatie van een woning hangt de uitkomst af van de staat van onderhoud, grootte van het huis en perceel, de indeling, constructie, de gebruikte materialen, hoe energiezuinig het is, het bestemmingsplan, grondrechten, de marktsituatie op dat moment en inderdaad ook de ligging en omgeving van het huis.
Uiteraard kan een windmolen invloed hebben. Net zoals wegen, bedrijven of een buurman die een extra schuur bouwt. Bovendien is de kans groot dat over een paar jaar veel mensen relatief in de buurt van een windmolen wonen. Dat is het gevolg van de broodnodige omschakeling naar schone energie uit onder meer windmolens. Er ontstaat een nieuwe realiteit en ook dat weegt mee in uiteindelijke bepaling van de woningwaarde.
Er is geen direct verband tussen windmolens en een verslechterende gezondheid van omwonenden. Windmolens maken mensen niet ziek. Daar is veel onderzoek naar gedaan. De regels en normen voor windmolens zijn ingesteld om omwonenden te beschermen.
Wat wel kan gebeuren, is dat bijvoorbeeld een omwonende principieel tegen windmolens is. Als die dan toch in zijn of haar omgeving komen en de omwonende kan de windmolens bijvoorbeeld ook zien, dan kan dat deze omwonende irriteren. Als die irritatie blijft, kan dat stress opleveren en op de lange termijn is dat niet gezond. Maar dat heeft er meer mee te maken hoe iemand omgaat met de komst van windmolens dan dat windmolens zelf omwonenden ziek maken.
Verder kan bijvoorbeeld geluid hinderlijk zijn voor omwonenden. Dat geldt voor alle vormen van geluid, bijvoorbeeld ook het geluid afkomstig van wegen en bedrijventerreinen. Als geluid erg hinderlijk wordt, kan dat stress opleveren en op de lange termijn is dat ongezond. Daarom zijn er strenge normen voor windmolens ingesteld die omwonenden beschermen tegen te veel hinder, zodat hun gezondheid wordt beschermd. Dit gebeurt volgens dezelfde systematiek waarmee omwonenden worden beschermd tegen geluidshinder van bijvoorbeeld een drukke weg. Hierin wordt ook rekening gehouden met laagfrequent geluid.
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat de mate waarin een omwonende hinder ervaart niet alleen wordt veroorzaakt door het aantal decibellen dat die persoon hoort. Zowel het RIVM, de GGD als de Wereldgezondheidsorganisatie stellen duidelijk dat omwonenden minder hinder ervaren als zij goed worden betrokken bij de planvorming voor de windmolens en/of als zij er financieel voordeel van hebben. In een recente publicatie (29 oktober 2020) van het RIVM wordt dat nogmaals bevestigd.
Lees meer over het geluid van windmolens en de gezondheid van bijvoorbeeld omwonenden in dit artikel.
Laagfrequent geluid
In de geluidsnormen wordt ook rekening gehouden met laagfrequent geluid. Als wordt voldaan aan de norm, biedt dat voldoende bescherming tegen dit type geluid. Bovendien produceren windmolens slechts in beperkte mate laagfrequent geluid. Een snelweg bijvoorbeeld produceert aanzienlijk meer laagfrequent geluid.
In een recente publicatie (29 oktober 2020) van het RIVM wordt dat bevestigd. Laagfrequent geluid van windmolens speelt geen bijzondere rol en leidt niet aantoonbaar tot nadelige gezondheidseffecten. Het enige bekende effect van windmolens is dat het geluid hinder kan geven, maar daarom zijn er geluidsnormen die deze hinder zoveel mogelijk beperken. Of iemand hinder ervaart van het geluid van windmolens, is bovendien niet alleen afhankelijk van het aantal decibellen, maar ook van hoe goed bijvoorbeeld omwonenden zich betrokken voelen bij de plaatsing van windmolens.
Er wordt ook gesproken over een norm die in Denemarken geldt voor laagfrequent geluid. De Nederlandse norm voor geluid en deze Deense norm komen in de praktijk nagenoeg overeen. Dat blijkt ook uit onderzoek dat is gedaan bij twee nieuwe windparken in Nederland met grote, moderne windmolens. Door te voldoen aan de Nederlandse geluidsnorm wordt hier ook voldaan aan de Deense norm voor laagfrequent geluid. U kunt deze notitie hier lezen.
Lees meer hierover en over de geluidsnorm bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Ook in dit artikel staat meer informatie over geluid en de geluidsnormen.
Informatie van GGD en RIVM
In 2017 publiceerden de GGD en het RIVM een (Engelstalig) rapport over het geluid van windmolens en gezondheid. U kunt dit rapport hier lezen. Hieronder volgen enkele citaten uit dit rapport:
“Perhaps the low frequency component of wind turbine sound also leads to extra annoyance, as is the case with other sources. However, there is no evidence of an effect specifically related to the low frequency component. It has been suggested that a direct effect of infrasound on persons has been underestimated, but available knowledge does not support this.”
“Infrasound and low frequency sound from wind turbines have been suggested to pose unique health hazards. There is no scientific evidence to support this. The levels of infrasound involved are comparable to the level of internal body sounds and pressure variations at the ear while walking.”
“Infrasound from wind turbines is not loud enough to influence the sense of balance (i.e. activate the vestibular system), except perhaps for persons with a specific hearing condition (SCDS). Effects such as dizziness and nausea, or motion sickness, can be an effect of infrasound, but at much higher levels than wind turbines produce in residential situations.”
“Vibroacoustic disease (VAD) and the wind turbine syndrome (WTS) are controversial and scientifically not supported. At the present levels of wind turbine sound, the alleged occurrence of VAD or WTS are unproven and unlikely.”
Meer informatie over gezondheid in relatie tot windmolens is hier te vinden:
- Informatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland over geluid en windmolens.
- Informatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland over de geluidsnormen voor windmolens.
- Informatie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en dit rapport.
- Informatie van de staatssecretaris over laagfrequent geluid. Zij verwijst in haar brief naar drie bijlagen:
- Bijlage 1
- Bijlage 2
- Bijlage 3
- Een ‘factcheck’ van onafhankelijk online medium De Correspondent.
- Een boek over ‘windturbinesyndroom’ via de Universiteit van Sydney.
Veruit het meeste geluid van een windmolen wordt veroorzaakt door de luchtstroming om de draaiende wieken. Het windmolengeluid is niet constant en hangt af van de windsnelheid. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van stillere windmolens en deze ontwikkelingen gaan nog steeds door. Om geluidshinder voor omwonenden zo beperkt mogelijk te houden, zijn er wettelijke normen opgesteld voor windmolens:
- De eerste norm voor het geluid van windmolens is Lden 47 dB (decibel). Dit is de hoeveelheid geluid die gemiddeld over een jaar buiten op de gevel van geluidsgevoelige objecten zoals woningen van derden, scholen en zorgcentra mag ontstaan. Dit mag gemiddeld over een jaar niet meer dan 47 dB zijn. In het getal Lden zijn voor de avond en nacht extra toeslagen verwerkt, waardoor het werkelijke gemiddelde geluidniveau ongeveer 6 dB lager is dan Lden 47 dB. Lden staat voor day, evening, night.
- De tweede norm is Lnight 41 dB. Deze norm is specifiek voor de nacht. Dit werkt hetzelfde als de norm van Lden 47 dB, maar het verschil is dat het geluid ’s nachts buiten op de gevel dan gemiddeld over een jaar niet meer dan 41 dB mag zijn.
Een grotere windmolen mag niet meer geluid op de gevel van een woning van derden veroorzaken dan een kleinere windmolen. Ook het aantal windmolens maakt niet uit: de maximale hoeveelheid geluid die op de gevel van een woning van derden mag worden veroorzaakt, blijft ook bij meerdere windmolens maximaal Lden 47 dB.
Of mensen last hebben van het geluid, is vaak een persoonlijke ervaring. Wie principieel tegen windmolens is, zal eerder de windmolens horen en zich daaraan ergeren. Die ervaart dus overlast. Maar wie wel vóór windmolens is of bijvoorbeeld via een coöperatie mede-eigenaar is, hoort de windmolens vaker niet of nauwelijks en ervaart ze niet als overlast, zo blijkt uit onderzoek. In een recente publicatie (29 oktober 2020) van het RIVM wordt dat bevestigd.
Waarmee kan ik het geluid van een windmolen vergelijken?
Deze illustratie vergelijkt het geluid van een windmolen met andere geluidsbronnen.
Laagfrequent geluid
In de geluidsnormen wordt ook rekening gehouden met laagfrequent geluid. Als wordt voldaan aan de norm, biedt dat voldoende bescherming tegen dit type geluid. Bovendien produceren windmolens slechts in beperkte mate laagfrequent geluid. Een snelweg bijvoorbeeld produceert aanzienlijk meer laagfrequent geluid.
In een recente publicatie (29 oktober 2020) van het RIVM wordt dat bevestigd. Laagfrequent geluid van windmolens speelt geen bijzondere rol en leidt niet aantoonbaar tot nadelige gezondheidseffecten. Het enige bekende effect van windmolens is dat het geluid hinder kan geven, maar daarom zijn er geluidsnormen die deze hinder zoveel mogelijk beperken. Of iemand hinder ervaart van het geluid van windmolens, is bovendien niet alleen afhankelijk van het aantal decibellen, maar ook van hoe goed bijvoorbeeld omwonenden zich betrokken voelen bij de plaatsing van windmolens.
Er wordt ook gesproken over een norm die in Denemarken geldt voor laagfrequent geluid. De Nederlandse norm voor geluid en deze Deense norm komen in de praktijk nagenoeg overeen. Dat blijkt ook uit onderzoek dat is gedaan bij twee nieuwe windparken in Nederland met grote, moderne windmolens. Door te voldoen aan de Nederlandse geluidsnorm wordt hier ook voldaan aan de Deense norm voor laagfrequent geluid.
Bij windmolens met een tiphoogte van 150 meter of hoger, is ‘obstakelverlichting’ verplicht vanwege de luchtvaartveiligheid. Omdat dit hinderlijk kan zijn voor omwonenden wordt er nu gekeken of het mogelijk is dat de lampen alleen gaan branden als er een vliegtuig nadert. Dit kan door middel van naderingsdetectie op basis van radarinformatie of transponders. De overheid wil dit gaan opnemen in wettelijke regelingen. Meer informatie hierover staat op de site van RVO.
Nee. Een grotere windmolen mag niet meer geluid veroorzaken op de gevel van een woning of meer slagschaduw veroorzaken dan een kleinere. De regels bepalen hoeveel geluid en slagschaduw er op de gevel van bijvoorbeeld een woning mag worden veroorzaakt. Dat blijft gelijk, ondanks het formaat van de windmolen of het aantal windmolens.
De reden dat windmolens overal in de wereld, en dus ook in Nederland, hoger worden, heeft vooral te maken met de inzet om tegen de laagst mogelijke kosten duurzame energie te produceren. Onder meer het steeds verlagen van de SDE++-subsidie stimuleert deze ontwikkeling. Dat is de subsidie die wordt verleend aan windmolens, zonneparken en andere vormen van duurzame energie. Meer over de SDE++ leest u hier.
Deze subsidie is nu nog nodig voor windmolens en andere vormen van duurzame energie. De kostprijs (wat kost het om een kilowattuur te produceren?) van duurzame energie is op dit moment hoger dan de kostprijs van energie uit fossiele bronnen zoals steenkool en gas. De overheid wil de productie van duurzame energie stimuleren en verstrekt daarom een subsidie: de SDE++.
De SDE++ vergoedt het verschil tussen de opbrengst van een kilowattuur (kWh) grijze stroom (de prijs die op de elektriciteitsmarkt wordt betaald voor een kWh) en de kostprijs van een kWh groene stroom. Zo kunnen exploitanten van windmolens en andere vormen van duurzame energie concurreren met energie uit fossiele bronnen. De subsidie wordt voor een periode van 15 jaar toegekend.
De inzet van de overheid is dat de SDE++ het exploiteren van de meest rendabele technologie mogelijk maakt. Omdat de ontwikkelingen hierin snel gaan, daalt de SDE++ jaarlijks flink. De subsidie die exploitanten van windmolens per kWh krijgen, wordt dus steeds minder. Om te zorgen dat de windmolens rendabel zijn, moet de kostprijs van een kWh duurzame energie omlaag. Daarvoor zijn grotere windmolens nodig die efficiënter produceren. Een grotere windmolen is weliswaar duurder in aanschaf, maar doordat deze veel meer stroom produceert, zijn de kosten per kWh veel lager. Als de wieken twee keer zolang worden, wekt een windmolen vier keer zoveel op. Op grotere hoogte waait het bovendien harder, daardoor produceert een hogere windmolen ook meer energie. De kosten kunnen over veel meer kWh worden uitgesmeerd. Daardoor kunnen de windmolens financieel uit met minder subsidie per kWh. En tegelijkertijd zijn kleinere windmolens met een hogere kostprijs per kWh dus niet meer mogelijk.
De hoeveelheid subsidie per kWh is de afgelopen jaren met tientallen procenten gedaald. Alleen de modernste windmolens met grote afmetingen zijn nog rendabel. Op verschillende plekken in het land zijn inmiddels windmolens gebouwd met tiphoogtes van ruim 200 meter. Dat is ‘het nieuwe normaal’ als het gaat om windmolens. Alleen deze afmetingen zijn nog rendabel met de huidige subsidie.
Dat klopt. Op zee waait het harder en vaker dan op land. Maar we verbruiken in Nederland zoveel energie dat alle duurzame energiebronnen nodig zijn: windmolens op land én op zee, zonnepanelen, biomassa en mogelijk nog meer. Daarnaast moet er veel minder energie worden verbruikt. Al deze maatregelen zijn nodig om te zorgen dat we genoeg energie opwekken om onze huidige levenstandaard te behouden, maar dan zonder de uitstoot van CO2.
25.000 windmolens op zee is nog niet genoeg
Het is absoluut nodig dat er duizenden windmolens op de Noordzee komen. Maar zelfs met 25.000 windmolens op de Noordzee is het probleem nog niet opgelost. Dat staat in dit artikel. Zes Noordzee-landen (waaronder Nederland) werken in dat scenario intensief samen en plaatsen tussen nu en 2050 25.000 windmolens op de Noordzee. Dat zijn er zeker 15 per week. Als deze 25.000 windmolens er staan:
– leveren deze genoeg energie op voor een derde van het energieverbruik van deze zes landen.
– moet er nog voor een derde deel aan energie worden bespaard.
– moet er nog een derde van de energie op land worden opgewekt.
– is er bijna nog een derde waarvoor nog geen duurzame oplossing is (de industrie die veel energie nodig heeft) en waarvoor in 2050 dan nog steeds fossiele brandstoffen worden ingezet.
In de achterliggende rapporten achter deze visualisaties in het artikel staat ook geschetst hoe Nederland er dan uit ziet. Het betekent dat op zeer veel plekken verspreid over het land onder andere grote zonnevelden en windmolens nodig zijn. Met windmolens op zee alleen redden we het niet. In deze context is dit artikel wellicht ook interessant.
Dat hangt voor een groot deel af van het uiteindelijke type windmolen en de grootte. Ook wordt er, voordat er windmolens worden geplaatst, goed in beeld gebracht hoe hard het hier waait.
Als voorbeeld: een Vestas type V150 heeft een ashoogte van 135 meter en een rotordiameter van 150 meter. De tiphoogte is daarmee 210 meter. Deze molen heeft een vermogen van 4,2 MW en kan 16,8 miljoen kWh per jaar produceren. Dat is genoeg voor 5.400 gezinnen. Om met zonnepanelen evenveel stroom op te wekken, is er ongeveer 23 hectare aan zonnepanelen nodig.
Hieronder staat een afbeelding die termen als ashoogte en rotordiameter toelicht.
Dat windmolens op land nodig zijn, is in mei 2018 ook nog eens bevestigd door toenmalig minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat. Kort daarvoor werd bekend dat windmolens op zee rendabeler zijn geworden. De vraag vanuit de Tweede Kamer was wat deze gunstige ontwikkelingen betekenen voor windmolens op land. Minister Wiebes reageerde in een brief aan de Tweede Kamer kort, maar krachtig: windmolens op land zijn ondanks de gunstige ontwikkelingen op zee hard nodig. Het doel is dat er in 2030 enkele duizenden bij zijn gekomen op land en ook in de jaren daarna zijn windmolens op land volgens de minister nodig. U kunt de brief van de minister hier lezen
We hebben een landelijke opgave voor duurzame energie en iedere regio moet daaraan bijdragen. In vergelijking met de Randstad is er relatief veel ruimte in het Groene Hart. De gemeente De Ronde Venen vormt samen met 15 buurgemeenten de regio U16. Samen met deze gemeenten en andere belanghebbenden wordt gekeken hoe op een zorgvuldige manier de windmolens en zonnevelden kunnen worden aangelegd, ook in onze regio.
Dat staat op https://duurzaamderondevenen.nl. De gemeente De Ronde Venen verwacht dat wij in 2040 1250 TJ elektriciteit nodig hebben. Een deel daarvan moet geproduceerd worden met zonnevelden en windmolens: 636 TJ (= 0,18 TWu). De rest halen we uit zonnepanelen op daken en technische innovatie.
Bron: Thijs ten Brink van wattisduurzaam.nl)
Windturbines worden bij einde levensduur voor het overgrote deel (85-90%) al gerecycled. De mast, de generator en electronica bestaan uit materialen die waardevol én eenvoudig terug te winnen zijn. De wieken zijn een uitzondering. Lastig te recyclen omdat epoxy niet verweekt bij verhitting terwijl het materiaal verre van schaars is. Meestal worden afgedankte wieken geschredderd en verwerkt in vezelbeton of verbrand voor energieproductie. Niet hoogwaardig, wel een prima verwerking.
Binnen 3 jaar (2024) zijn ook de wieken recyclebaar
Aanhoudende ophef over de nog niet recyclebare 10-15% van windturbines heeft er ongetwijfeld aan bijgedragen dat Vestas vaart heeft gezet achter wiekrecycling. Dankzij CETEC(Circular Economy for Thermosets Epoxy Composites) is het binnen 3 jaar mogelijk om de composieten op te werken tot herbruikbare vezels en gerecyclede epoxy met dezelfde kwaliteit als verse.
Lees het hele artikel hier: https://www.wattisduurzaam.nl/34067/energie-besparen/consumptie/douze-points-voor-selectieve-verontwaardiging-windmolenwieken/
Bron: Thijs ten Brink van wattisduurzaam.nl
Windturbines worden bij einde levensduur voor het overgrote deel (85-90%) al gerecycled. De mast, de generator en electronica bestaan uit materialen die waardevol én eenvoudig terug te winnen zijn. De wieken zijn een uitzondering. Lastig te recyclen omdat epoxy niet verweekt bij verhitting terwijl het materiaal verre van schaars is. Meestal worden afgedankte wieken geschredderd en verwerkt in vezelbeton of verbrand voor energieproductie. Niet hoogwaardig, wel een prima verwerking.
Binnen 3 jaar (2024) zijn ook de wieken recyclebaar
Aanhoudende ophef over de nog niet recyclebare 10-15% van windturbines heeft er ongetwijfeld aan bijgedragen dat Vestas vaart heeft gezet achter wiekrecycling. Dankzij CETEC(Circular Economy for Thermosets Epoxy Composites) is het binnen 3 jaar mogelijk om de composieten op te werken tot herbruikbare vezels en gerecyclede epoxy met dezelfde kwaliteit als verse.
Lees het hele artikel hier: https://www.wattisduurzaam.nl/34067/energie-besparen/consumptie/douze-points-voor-selectieve-verontwaardiging-windmolenwieken/
Zonne-energie is ook heel belangrijk om genoeg duurzame energie op te wekken. Zonder veel zonnepanelen op daken en velden vol zonnepanelen zal de energietransitie ook niet lukken. Net zoals het zonder windmolens ook niet lukt. Omdat we als samenleving zoveel energie gebruiken, moeten er veel windmolens op land én op zee komen, veel zonnepanelen, moet er aardwarmte en biomassa worden gebruikt en moet er veel energie worden bespaard. Alleen door inzet van al deze middelen kan de energietransitie slagen. Daarnaast zijn windmolens in Nederland efficiënter dan zonnepanelen en zijn er tientallen hectares zonnepanelen nodig om evenveel op te wekken als twee moderne windmolens.
Bovendien vullen zon en wind elkaar juist goed aan. In de zomer schijnt de zon harder en waait het vaak zachter. Dan wekken zonnepanelen veel op. In de winter waait het harder en schijnt de zon minder. Dan wekken windmolens juist veel op. Door wind en zon te combineren, ontstaat er zo ook meer stabiliteit op het elektriciteitsnet.
We zijn nu nog niet zover maar als we concrete projecten voor wind- of zonne-energie gaan opzetten kunnen leden financieel participeren. We gaan daarvoor in de algemene ledenvergadering van Veenwind minimum/maximumbedragen vaststellen. Om zo veel mogelijk mensen mee te kunnen laten doen, streven we ernaar een laag instapbedrag.
Wij wonen hier ook met veel plezier en genieten ook van de prachtige omgeving. Maar de urgentie voor de overstap naar duurzame energie is zo groot, dat wij vinden dat je niet op voorhand locaties uit moet sluiten voor wind- of zonne-energie. Wel vinden we dat je bij de afweging waar de windmolens en zonnevelden het beste geplaatst kunnen worden, de ruimtelijke kwaliteit en historie van het landschap moet meenemen, net als andere zaken, zoals afstand tot woningen, geluid, slagschaduw, natuurwaarde, randvoorwaarden die Schiphol stelt en mogelijkheden voor aansluiting op het elektriciteitsnet. Dat geldt overigens ook voor andere mooie gebieden in onze gemeente. Een zorgvuldige afweging van alle belangen moet leiden tot de meest geschikte locatie voor wind- en zonne-energie. De gemeente speelt hierin een belangrijke rol en zal hierbij ook de mening van de inwoners vragen.
In Nederland is afgesproken dat provincies, gemeenten, waterschappen en verschillende ministeries samenwerken om de overstap naar duurzame energie te maken. Nederland is hiervoor opgedeeld in 30 regio’s en De Ronde Venen zit samen met 14 buurgemeenten en gemeente Utrecht in de regio U16. Iedere regio maakt een plan, een Regionale Energiestrategie (RES) en geeft daarin ook aan hoeveel duurzame energie ze in 2030 kunnen gaan opwekken. Voor heel Nederland geldt dat in 2030 35 Terawattuur (TWu) op land moet worden opgewekt met onder andere wind en zon. De doelstelling van onze gemeente is 0,18 TWu. Dat is 0,5% van de landelijke doelstelling.
Wil je meer weten over de regionale energiestrategie, kijk dan naar dit filmpje.
Om een windmolen of zonneveld te kunnen bouwen, is geld nodig. Om geld te kunnen lenen bij bijvoorbeeld een bank, is ook eigen vermogen nodig. Een coöperatie krijgt dat eigen vermogen doordat alle leden iets bijdragen. Vervolgens krijgen de leden het bedrag dat zij hebben geïnvesteerd terugbetaald, met daarop rente dankzij de energieproductie van de windmolen of het zonneveld. Zo wordt het aantrekkelijk om mee te investeren in een windmolen of zonneveld. Het kan zijn dat de windmolen of zonneveld in een jaar meer opwekt dan nodig is om de leden die hebben geïnvesteerd terug te betalen. De leden van de coöperatie beslissen met elkaar wat zij met dit geld doen: verhogen zij hiermee de rente op de individuele leningen van de leden of gebruiken zij dit geld om andere (duurzame) initiatieven in hun omgeving te starten?
In 2015 hebben vrijwel alle landen in Parijs afgesproken om de CO2 uitstoot in 2030 te halveren en in 2050 (vrijwel) geen CO2 meer uit te stoten. Nederland heeft in 2018 in haar eigen Klimaatakkoord aangegeven hoe we deze doelstelling gaan halen. Voor het onderdeel Elektriciteit is afgesproken dat in 2030 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen komt. Dat gebeurt met windturbines op zee, op land en met zonnepanelen op daken en in zonneparken. Tegelijk groeit de vraag naar elektriciteit. Meer informatie over het huidig energieverbruik in Nederland vind je in dit filmpje.
De enige manier om de klimaatverandering te stoppen is door de uitstoot van CO2 drastisch terug te brengen. Nederland is één van de rijkste landen van de wereld en we verbruiken in verhouding tot de meeste andere landen veel energie. Dus inzetten op energie besparen is belangrijk maar ook samen met o.a. de gemeente en ontwikkelaars constructief op zoek gaan naar de meest geschikte locaties voor de opwekking van schone energie.
Allereerst, een stofzuiger genereert gemiddeld 80 decibel aan geluid. In Nederland geldt de wettelijke geluidsnorm voor een windmolen op de gevel van een woning van 47 decibel Lden (gemiddelde van de dag, avond en nacht over lange duur). Hierbij geldt er in de avond en nacht een strengere norm 41 decibel Lnight (gemiddelde geluidniveau over alle nachten in een jaar).
Door deze geluidsnorm worden windmolens doorgaans niet binnen een straal van 400 meter van woonhuizen geplaatst. Op deze site is mooi visueel gemaakt hoe je als bewoner op de gevel van je woning in principe nooit meer geluid zal kunnen horen dan het geluid van je koelkast.
Het geluid van een windmolen wordt veroorzaakt door de draaiende rotorbladen (aerodynamisch geluid) en bewegende delen (mechanisch geluid) zoals de generator en tandwielkast. Bij moderne turbines is dit laatste type geluid ondergeschikt. De hoeveelheid geluid die een windmolen produceert is afhankelijk van de windsnelheid. Het geluid wordt waargenomen als een breedbandig geluid met een zoevend karakter. Overdag is dit normaal gesproken dus niet of nauwelijks hoorbaar in verband met ander omgevingsgeluid, maar ’s nachts kan dit wel worden waargenomen.
De ronddraaiende wieken van een windturbine kunnen een schaduw werpen op de omgeving. Deze bewegende schaduw heet slagschaduw, draait met de zon mee en reikt bij zonsopgang en -ondergang in de winter het verst. In de wet staat dat woningen maximaal 5:40 uur per jaar (17 dagen x 20 minuten) blootgesteld mogen worden aan slagschaduw. Als hoogte en locatie van een windmolen bekend zijn, is de slagschaduw te berekenen. De molen wordt stilgezet als er een overschrijding van de norm dreigt te ontstaan. Het is vooraf bekend wanneer slagschaduw kan optreden en er kan dus ook vooraf overlegd worden met de bewoners of aanvullende afspraken, zoals bijvoorbeeld een stilzet schema nodig zijn. Zie ook: https://www.hieropgewekt.nl/kennisdossiers/hoe-maak-je-overlast-van-windmolens-voor-omwonenden-zo-klein-mogelijk
Speciale software zet de windmolens stil: stilstandsvoorziening
Speciale software in de windmolens zorgt dat de windmolens automatisch worden stilgezet om te zorgen dat bijvoorbeeld woningen niet meer dan 5 uur en 40 minuten per jaar worden geraakt door de slagschaduw. Dit heet een stilstandsvoorziening. Bij deze berekeningen wordt ervan uitgegaan dat woningen gevels hebben met grote ramen. Ook wordt ervan uitgegaan dat er geen objecten zoals bomen tussen de woning en de windmolen staan. In de praktijk kunnen bijvoorbeeld bomen de slagschaduw voorkomen. Het valt heel precies te berekenen wanneer ergens slagschaduw ontstaat, aan de hand van de stand van de zon. Daardoor is dit goed te regelen en daar is inmiddels veel ervaring mee met de vele windmolens die al in Nederland staan.
Positie van de zon en tijdstip van de dag hebben veel invloed
Of slagschaduw hinderlijk is, is sterk afhankelijk van de positie van de woning ten opzichte van de windmolen. Als de windmolen bijvoorbeeld ten noorden van een woning staat, zal dat huis niet of nauwelijks worden geraakt door de slagschaduw. De zon schijnt immers nooit vanuit het noorden en kan dus een woning die ten zuiden van een windmolen staat niet raken. Op onderstaande tekening kunt u zien hoe de slagschaduw werkt:
Op zee kunnen we niet genoeg windparken kwijt om de doelstellingen te halen. Dit komt o.a. door de drukke scheepvaart, visserij, kabels, pijpleidingen en de olie- en gaswinning. Verder zijn er nog natuurgebieden, wordt er aan zandwinning gedaan en heeft Defensie oefengebieden. En als alle windmolens op zee in 2030 draaien, produceren ze jaarlijks ongeveer 40 procent van het totale stroomverbruik (N.B. dat is 8,5% van het gehele energieverbruik).
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat we in 2030 49% minder CO2 uitstoten dan in 1990 en dat we in 2050 (vrijwel) geen CO2 meer uitstoten. De verwachte totale elektriciteitsvraag in Nederland (huishoudens, industrie, mobiliteit, etc.) is jaarlijks 120 Terrawatt-uur (TWu). Om hieraan te kunnen voldoen is onder andere afgesproken dat in 2030 49 TWu met windenergie op zee wordt opgewekt en 35 TWu met hernieuwbare energie op land (windmolens en zonnevelden). Dit is samen nog maar 70% van de 120 TWu vraag.
Daarbovenop komt nog maximaal 7 TWu uit kleinschalige zonneprojecten (inclusief zonnedaken); dat is 5,8 % van 120 TWu. Zonnepanelen op daken hebben dus een beperkt potentieel.
Om dit alles binnen 10 jaar te realiseren moeten we alle zeilen bij zetten, dat betekent én wind op zee én wind op land én zonnevelden én zonnepanelen-op-daken. Dit zijn bestaande, bewezen technieken. Uiteraard moeten we zoveel mogelijk daken ook benutten voor de opwekking van zonne-energie. Dat is nu nog niet het geval en hangt grotendeels af van wat de dakeigenaar wil en kan doen. Sommige daken zijn niet geschikt vanwege de constructie of mensen vinden het niet mooi of hebben het investeringsbudget (er) niet voor (over).
Kortom, we kunnen dus niet wachten tot alle daken vol liggen met zonnepanelen. De opgave om voldoende energie duurzaam op te wekken is behoorlijk groot, dus is het ook nodig om op zoek te gaan naar locaties waar we op grotere schaal met wind en zonne-energie kunnen opwekken.
Ja, die is er en deze heet Windplanner. Dit programma is ontwikkeld om vanuit alle mogelijke standpunten een zo goed mogelijk beeld te geven van de impact die windmolens en zonneweides op de omgeving kunnen hebben.
Dat kunnen we niet op voorhand zeggen. De uiteindelijke locatie én hoogte van de molens worden naast de opbrengst bepaald op basis van een afweging tussen verschillende factoren, zoals de afstand tot de huizen, voorwaarden van Schiphol, cultuurhistorische en ecologische waarden van het gebied. De uiteindelijke opstelling is altijd een uitkomst van een zorgvuldig proces met de omgeving waarin locatie en ontwerp met belanghebbenden en omwonenden samen bepaald worden. De meeste moderne windmolens die op dit moment in Nederland worden geplaatst zijn tussen de 160 en 220 meter tiphoogte. Voor een windmolen geldt: hoe hoger, hoe meer wind en dus hoe hoger de energieproductie. Op de site van Pure Energie staat hoeveel een grote windmolen produceert ten opzichte van twee kleinere en hoeveel zonnepanelen je nodig hebt om net zo veel stroom op te wekken als één grote windmolen.
Tot slot: een moderne windmolen is inderdaad behoorlijk groot, dus die zie je wel. Niet iedereen vindt ze mooi, maar over smaak valt te twisten en in Nederland is het de meest efficiënte manier om energie op te wekken.
Veenwind is opgericht door een groep enthousiaste inwoners van de gemeente De Ronde Venen. Veenwind wil de energietransitie versnellen en daarmee een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in onze dorpen voor nu en voor toekomstige generaties. Wij willen samen met inwoners, grondeigenaren en lokale ondernemers duurzame energie opwekken met windmolens en zonneweides.
Ja, deze coöperatie richt zich vooral op zonnepanelen op daken. Veenwind richt zich op windmolens en zonneweides.
Het lidmaatschap van Veenwind kost 10 euro per jaar. Als je lid bent kan je meedenken en meebeslissen over de wind- en zonprojecten die we op gaan pakken.
We zijn nu nog niet zover maar als we concrete projecten voor wind- of zonne-energie gaan opzetten kunnen leden financieel participeren. We gaan daarvoor in de algemene vergadering van Veenwind minimum/maximumbedragen vaststellen. Om zo veel mogelijk mensen mee te kunnen laten doen, streven we ernaar een laag instapbedrag.
Een windturbine van 3 MW produceert per jaar 6,6 miljoen kWh energie; dat is genoeg voor ongeveer 2.000 huishoudens.
Een hectare zonneveld produceert per jaar gemiddeld 750.000 kWh. Dat is genoeg voor 230 huishoudens.
We gebruiken met zijn allen 1,1 miljard kWh per jaar. Dat is niet alleen elektriciteit (15% van het totaal) maar inclusief het aardgas dat we gebruiken voor verwarming en de benzine en diesel die we gebruiken voor onze auto’s.
Voor het vaststellen van locaties voor wind- en zonneparken heb je met veel randvoorwaarden te maken zoals: afstand tot huizen, Schiphol, cultuurhistorisch erfgoed, natuurwaarden, enz. Dit is een zorgvuldig proces, waarbij ook de gemeente een belangrijke rol heeft. Zij stelt samen met belanghebbenden randvoorwaarden op en wijst zoekgebieden aan voor de wind en zonprojecten. Voor iedere locatie gaat Veenwind in gesprek met de belanghebbenden: bewoners, boeren, ondernemers en andere (semi)overheden zoals provincie, Prorail, Tennet en het waterschap.
Windmolens draaien gemiddeld circa 80% van de tijd. Ze staan stil tijdens een storing of onderhoud (3% van de tijd, dit is minder dan de helft van een kolencentrale of gascentrale en vergelijkbaar met bijvoorbeeld een auto). Onderhoud wordt bij voorkeur gepleegd op windstille momenten om productieverlies te voorkomen. Ook staan ze stil als het niet waait of bij extreem harde wind (windkracht 9-10) en in uitzonderlijke gevallen vanwege slagschaduw of extreem lage energieprijzen.
In Nederland kan voor het opwekken van schone energie subsidie worden aangevraagd. Voor iedere kWh opgewekte stroom ontvangt de producent SDE+ subsidie. De hoogte van deze subsidie wordt ieder jaar opnieuw berekend en bij goedkeuring van de aanvraag voor 15 jaar vastgesteld.